donderdag 20 december 2007

telefoon

Ring.

Damn, telefoon.
Ik heb hem gisteren al twee keer genegeerd...

"Hallo, met Peter Baert.

"Mevrouw Baert?

Mevrouw Baert, die woont hier al een tijdje niet meer.

"Nee" hoor ik mezelf zeggen, "Hier is enkel meneer Baert.

"Wat zegt u? Ik versta u niet.

"Hier woont geen mevrouw Baert. Alleen een meneer Baert.

"Juffrouw Baert?

"Nee, ook geen juffrouw Baert. Peter Baert. Meneer Baert.

"Paula Baert?

"Nee, Peter Baert.

"T is toch Sint Amandsberg?

"Ja.

"Achterstraat?

"En welk nummer hebt u in de Achterstraat?

Ik hoor aarzelen op de achtergrond.

"Achterstraat... 72.

"Dat is inderdaad hier, maar hier woont geen Paula Baert.

"U wil dus zeggen dat juffrouw Baert nu niet aanwezig is?

"Nee, ik wil zeggen dat ze hier nooit is.

"Achterstraat 72?

"Ja.

"In Sint Amandsberg?

"Ja.

Ik hoor haar naar iemand anders in de kamer roepen:
"On dit qu'elle n'est pas là maintenant!

"Nee, mevrouw, ze is hier nooit. Ze woont hier niet.

"Ook niet ergens anders in uw flatgebouw?

"Nee, mevrouw, dit is een huis, geen flatgebouw.

"Achterstraat 72?

"In Sint Amandsberg, ja.

"In de telefoongids...

"Wel, dan is de telefoongids verkeerd. U kan misschien eens...

"Paula Baert, Achterstraat 72, Sint Amandsberg.

"Het adres klopt, maar de naam is verkeerd.

"Wat zegt u? Ik hoor u niet...

"De naam is verkeerd. Hier woont geen Paula Baert. Echt niet. Ik stel voor dat u eens naar de inlichtingen belt.

"ik hoor overleg aan de andere kant, gevolgd door:

"Dat is besteld? Ok.

En ze legt neer.

Ik had het zo niet kunnen bedenken.

dinsdag 11 december 2007

feestje

Feestje in een club. Middenin de week. Ik zou zeggen een reggaeclub en als je je oren zou dicht houden, zou ik gelijk hebben: een scherm met een film van Bob Marley, mensen met dreadlocks, één of andere soort houten matjes of iets dergelijks aan de muren, vooral cocktails met rum, ... Geen schreeuwerige geel, rood, groen banjers, maar we hebben dan ook nog steeds onze oren dicht, en dus kan het doorgaan voor een reggaeclub.

Als we onze oren open doen, krijgen we een volledig ander verhaal: beats, maar niet monotoon, vette bassen, af en toe een uitstap richting rai, richting reggae ook wel, maar vooral richting RnB. Ik ben in een RnB tent terechtgekomen.

Ik kan u verzekeren, dat is niet mijn gewoonte. Ik ben hier op bezoek. Op visite. Een collega geeft een feestje, een benefiet ten voordele van "sans papiers". Meer dan voldoende om twee van mijn kanten naar boven te halen.

De eerste, die met het grote hart. Degene die het natgeregende scoutmeisje aan mijn voordeur ook niet kan weigeren wanneer ze natgeregende wafels aanbiedt, goed wetende dat ik dan weer een thuis voor die wafels moet zoeken, want ik kan niet voor wafels zorgen. "Sans Papiers" en "benefiet" zijn woorden waar die eerste op reageert zoals Pavlov zijn hond op de bel. Ik begin net niet te kwijlen maar kom er wel op een regenachtige avond voor uit mijn zetel.

De tweede is evenwel van een veel dubieuzer allooi en die bedenkt dat er ongetwijfeld massa's knappe vrouwen zijn, die ook zo'n eerste kant hebben en bij voorkeur niet de tweede. Hoewel... Het dient gezegd dat er in de social al-dan-niet profit sector massa's knappe dames rondlopen.

Op weg naar het feestje waren ze al aan het bekvechten.

"Wat wil je nu, voor altijd alleen zijn?"

"Maar allé, ge gaat daar toch niet naar op zoek gaan? Als dat moet komen, dan komt dat wel..."

"Ja en oud en grijs worden al wachtende... ge gaat zo geil als een kanon van opgebouwde frustratie het oudmanhuis ingaan, ze gaan u graag zien komen."

Ik kom ondertussen toe en kies een bank uit waar ik helemaal alleen, maar ook heel duidelijk helemaal alleen op zit.

Het bikkelen gaat verder.

"Wat ga je nu doen? Hier nu zo zitten wachten tot er iemand je aanspreekt?"

"Ja, natuurlijk. Ik hoef geen muurbloempje. Ik ben voor gelijkheid. Evenwicht. Ik laat duidelijk blijken dat ik alleen ben, de volgende stap is voor gelijk wie geïnteresseerd is..."

"Jij droomt, man. Vrouwen willen veroverd worden. Niet naar je toe moeten komen."

Ik kijk rond. Ikzelf word ook bekeken, zoveel is duidelijk.

"Dat ziet er me wel een leuke uit."

"Je zegt het, ze ziet er leuk uit, maar ze is niet direct knap..."

"En die daar?"

"Tiens, die is inderdaad wel leuk."

De beeldschone dame in kwestie grijpt op hetzelfde moment naar haar sigaretten.

"Aha, ze rookt. Yekkes..."

"Bazeke, zo gaan we nog lang bezig zijn..."

Ik speel verder met de gratis-consumptiebon die ik gekregen heb. Ik kan kiezen tussen een glas sinaasapplesap en een glas champagne. Ik drink geen van beide. Ik heb al gekeken op de kaart. Ze hebben mijn Poolse vodka annex maitresse hier niet. Enkel van die Bucht-vodka. Eristoff, denk ik.

Nu, mijn Poolse maitresse zorgt enerzijds wel dat ik sneller een stap zou kunnen zetten, omdat t me minder kan schelen, maar tegelijkertijd zorgt ze ervoor dat ik het verschil tussen knappe vrouwen en door-vodka-knappe-vrouwen niet meer zie, terwijl ik wel nog blijf beseffen dat ik dat verschil niet meer zie. Zeer jaloerse dame.

Er komt een nieuwe dame binnen.

"En die dan?"

Probeer ik.

"Denk je echt dat je hier iemand gaat vinden die voldoet aan dat sinterklaaslijstje van je? Ziet ze er vegan uit? En staat ze open voor iemand die muziek maakt, schildert, schrijft, zijn goesting wil doen, en bij voorkeur wil dat zij haar goesting doet, en dat dat per toeval hetzelfde blijkt te zijn?"

"Het is al goed..."

De muziek is telkens net niet goed genoeg om te beginnen dansen. Ik geeuw. Tijd om naar huis te gaan.

Onderweg:

"Zie je wel. Als je ernaar zoekt, vind je niks."

"Ja, sure... Als je zo moeilijk blijft doen, vind je ook niks."

Ergens in me schudt iets meewarig het hoofd. Ik denk niet dat ze het merken...

jeugdhuis

"Ben je hier voor deze band?"

Ik kijk opzij. Een meisje of een vrouw, de vodka in me laat me niet meer toe het onderscheid te maken, kijkt naar me, wachtend op een antwoord.

Ik kijk eens naar mijn vriend die naast me zit, die trouwens de reden is van mijn aanwezigheid, want hij kent de volgende band, want hij, de band, is de zoon van een vriendin van hem, mijn vriend. Er is geen enkel teken van herkenning en als ik goed kijk, kijkt ze naar mij en niet naar hem.

Ik probeer me de vraag te herinneren. Dat gaat verbazend vlot, dus neem ik nog een slok uit mijn flesje. Het is een colaflesje, maar er zit wel vodka in. Regels zijn regels, ook in een jeugdhuis. Jeugdhuizen serveren geen sterke drank, en dus breng ik die zelf mee.

Het regent vandaag. Het zijn eigenlijk de eerste echte koude nachten dit jaar, tot nu viel het echt wel mee, maar vanavond is het koud, nat en winderig.

Het meisje of de vrouw kijkt nog steeds naar me.

"Mijn maat is de vriend van de moeder van de band."

Zeg ik. En ik slik. Want ze kijkt me heel vreemd aan. Terecht waarschijnlijk.

Eigenlijk was ik hier deze avond al eens gepasseerd, maar dan buiten. Op weg naar de plaats waar het optreden eigenlijk ging zijn, alleen hing er daar een bordje dat het hier was. Eén keer de truuk met de colafles en de vodka later was dat al veel minder een probleem.

Ondertussen is de band begonnen. Een gastje van een jaar of veertien, en je hoort wel dat hij iets kan, maar er ontbreekt iets. Het is ook niet echt mijn ding.

"Vind je het goed?"

Probeert ze nog eens. Ik kijk naar haar decoleté. Ik hou niet van kleine borsten.

Ik kijk haar aan, maar heb dat blijkbaar niet luidop gezegd. Ik kijk nog eens, maar de vodka laat me niet toe te bepalen of die borsten eigenlijk wel klein zijn. Ik laat het gewoon zo.

"Je hoort wel dat hij iets kan, maar er ontbreekt iets. Het is ook niet echt mijn ding."

Ik leg haar uit dat ik zelf ook muziek maak en via een paar kronkels dat ik dat voor mezelf doe en niet voor een publiek. Zij vertelt me dat ze van gitaar gaat overschakelen naar piano, omdat dat simpeler is.

Wat ik niet begrijp, maar ook dat laat ik gewoon zo.

We babbelen verder, over muziek en over de éénmaligheid van dingen. Ik weet niet meer wat er precies gezegd is, maar dit was ongeveer het laatste wat zij zei:

"Als Nick Drake erkenning had gekregen, was het misschien allemaal anders gegaan."

"Als hij erkenning had gekregen, was het hem misschien vergaan zoals Kurt Cobain, dan was hij misschien ten onder gegaan aan de druk. En misschien is zijn werk nu beter en beter geworden doordat hij steeds bleef groeien op zoek naar erkenning. Wat ik maar wil zeggen, is dat je maar één keer, en op één manier van punt A in de tijd naar punt B in de tijd kan."

"Jamaar, dan toch vind ik het spijtig. Als hij erkenning had gekregen, was het allemaal veel beter gegaan, dan was hij langer blijven leven."

"Tja, dan zijn we het daarover niet eens."

Ongemakkelijke stilte. Ik kijk haar aan.

"Ik ben Peter."

"Chantal."

Ze gaat naar het toilet en in plaats van terug naast me te komen zitten, gaat ze langs de andere kant van haar vriendin zitten. Ik vraag die vriendin of ze nog mee op stap gaan, maar ze blijven waarschijnlijk voor de volgende band, waarvan de zangeres een vriendin van hen is.

De volgende band begint en we vertrekken. Zonder hen.

Spijtig, want het is wel leuk aangesproken te worden.

zaterdag 1 december 2007

trein

De warmte in de trein is een aangename afwisseling met de koude op het perron, die altijd langer duurt dan nodig, omdat ik bijna altijd te vroeg ben. Meestal omdat ik echt wel te vroeg ben, maar vaak omdat de trein vertraging heeft.

Deze morgen was ik nipt te laat, maar de vertraging heeft me dus gered.

Er zit niet veel volk op de trein, deze morgen, in vergelijking met andere dagen. Het is nochtans geen schoolvakantie, momenteel en ik kan ook geen andere reden bedenken waarom er veel plaats zou kunnen zijn.

Ik loop monsterend door de trein, passeer twee mannen en een vrouw die druk aan het tokkelen zijn op een laptop, ga in een grote boog rond een moeder met twee kinderen die in de vijf seconden twee keer tot de orde geroepen worden en zie een dubbele bank met een vrouw die alleen zit.

"Mag ik?"

Ze kijkt me aan alsof ik een hond aan het slaan ben, herpakt zich en knikt vlug en verlegen dat het goed is, voor ik weer wegloop. Alsof ik dat van plan zou zijn. Ze schrikt van haar eigen vlugheid en kruipt terug in haar schelp.

Ik heb veel bij me deze morgen en vooral de combinatie van schoudertas met mijn dikke jas, maakt mijn maneuvers waarschijnlijk redelijk grappig. Ik zet mijn tassen neer en probeer mezelf eerst in één keer tussen de tafel en de lege bank tegenover haar te wringen, blijf onderweg plots hangen, heb even schrik dat ik noch voor noch achter kan, maar kan na een paar verwoede pogingen en na mijn schoudertas af te doen, toch gaan zitten.

Ik zet de schoudertas naast me, met een zekere opluchting, dat ik niet de hele rit daar zo half en half moet blijven hangen, en krijg onmiddellijk een quasi kwade blik van een nieuwe dame die net op dat moment naast me wil gaan zitten. Ik trek mijn tas bij me en zit nu gewrongen tussen de tafel en de stoel, en tussen de ruit en die tweede dame en eigenlijk laten mijn jas, mijn tassen en mezelf niet meer toe dat ze naast me komt zitten. Ik kijk hoopvol naar het rek boven me, dat uitblinkt in leegheid, maar ik bedenk dat dat niet haalbaar zal blijken, bedenk dat ik daar op voorhand aan had moeten denken mijn tassen daar te leggen en schik me in mijn lot.

De banken aan de overkant van de middengang zijn leeg. De vrouw naast me negeert ons volkomen. Wij doen hetzelfde.

"Ik vraag het liever, weet je wel."

Ik gebruik dat zinnetje elke keer. Ik zou echt niet weten wat ze wel moet weten, maar de vrouwen waar ik het tegen zeg, weten het bijna altijd wel, want ze knikken steevast bevestigend.

Ik zie haar brein werken. Dat het geen vergissing kan zijn, dat ik haar aanspreek. Haar gezicht klaart op. Ze ontspant. Ik zie dat ze haar moed bij elkaar raapt om iets te antwoorden en net op dat moment begint er naast me een electronisch muziekje.

Elke objectieve waarnemer zou in één oogopslag vaststellen dat het een hopeloze zaak is, vanuit onze ondertussen bijna versmolten houding een gsm-toestel te voorschijn te halen, vooraleer het stopt met rinkelen, maar het veelvoudige gepor bewijst dat er toch met man en macht zal geprobeerd worden. We horen een keer of vijf de eerste vijf maten van één of andere euro-house hitje, maar ik kan er mijn vinger niet op leggen welk het precies is.

Ze is te laat. Natuurlijk is ze te laat. Dat belet haar niet om onmiddellijk, driftig naar mij kijkend, op het toestel te tokkelen. Ik kijk voorzichtig naar de lege bank aan de andere kant van de middengang, maar ik vrees dat de subtiliteit daarvan verloren gaat in een luidkeelse begroeting en de boodschap dat ze net te laat was.

De volgende twintig minuten kan de volledige coupé meegenieten van een gesprek waarin de vrouw naast me en haar gesprekspartner het niet eens zijn over de seksuele geaardheid van de nieuwe kapper, luisteren naar een uitleg over hoe de nieuwe haarkleur die niet honderd procent is wat ze wou, en naar verwoede pogingen van de belster naast me om zowel de huidige als de verwachte kleur door de telefoon uit te leggen, die met driftige beweging en gestaag groeiende ergernis geaccentueerd worden. Hier en daar wordt het relaas vloeiend onderbroken door een typering van deze of gene vriendin, die, als ze aanwezig zou zijn, waarschijnlijk op slag iets minder vriendin zou zijn.

Na vijf minuten geeft de moeder van de kinderen het op en concurreren die twee naar hartelust met het kabaal van het vrouwmens naast me. De mensen die opstaan en een andere coupé opzoeken, worden met iets wat waarschijnlijk moet doorgaan voor minachting genegeerd.

Tegenover me blijft het stil, er wordt naar buiten gekeken. Als je heel goed kijkt, zie je een vage glimlach op haar gezicht.

Misschien is het beter zo.

Als ik afstap zie ik ik-loop-luidop-en-echt-wel-vals-zingend-naar-mijn-werk-man afstappen. Ik-loop-luidop-en-echt-wel-vals-zingend-naar-mijn-werk-man werkt in een huis twee huizen naast dat van mijn werk.

Mijn ochtend is compleet.

vrijdag 30 november 2007

15 juni 2007


Deze is gepubliceerd in Eva Magazine van herfst 2007, hieronder staat hij in originele versie.:

Ik sta in de supermarkt achter iemand die zijn kar heeft volgeladen met

vlees, koekjes, chips, aardappelen, snoep, frisdrank, en ga zo maar
door. Maar ik bespeur geen groenten en geen fruit. Tenzij je de
frisdrank als fruit aanziet, en de ketchup als groente.

Wit brood, koekjes van grote merken, die zich baseren op de meest
geraffineerde vorm van suiker, zelfde voor frisdrank, wasproducten
zonder eco besef, niet gerecycleerd wc papier, en zo enorm veel plastic
verpakkingsmateriaal.

Vier jaar geleden zou ik waarschijnlijk kwaad geworden zijn, omwille van
de verspilling van energie en levende wezens. Maar ik besef ondertussen
dat kwaadheid toch niks uithaalt.

De kwaadheid heeft plaats gemaakt voor verwondering. Verwondering, ik
geef toe, nog steeds deels uit onbegrip. Als je twaalf jaar veganist
bent, verlies je voeling met "je hebt vlees nodig" en "het is zo
lekker".

Verwondering over het gegeven dat een menselijk wezen, in al zijn
waarde, totaal geen voeling heeft met iets wat in jouw leven centraal
staat.

Mededogen.

Mededogen voor dieren, maar ook voor mensen, via de natuur, via hun
gezondheid, via het leefmilieu, waar jij, kinderloos, meer om lijkt te
geven, dan zij, met hun kar vol geprocessde etenswaren.

Geen voeling hebben met t gegeven dat deze kar eigenlijk staat voor een
"met behulp van heel veel energie alle voedingsstoffen uit dit voedsel
te halen".

Nu, er zijn natuurlijk wel meer dingen waar ik geen voeling mee heb,
zoals postzegels verzamelen, of elke week in een tribune gaan staan om
mijn plaatselijke voetbalploeg aan te moedigen.

En het is bijzonder pretentieus te denken dat ik weet wat goed is voor
die persoon, die zich hult in een mantel van vanzelfsprekendheid, en
daarin volledig gesteund wordt door de directe omgeving, voor zijn
kinderen, en hun toekomst, laat staan de volledige mensheid.

Of niet dan?

Het is aan mij om af te rekenen, en ik bedenk dat ik mijn
boodschappentas weer maar eens vergeten ben.

1 november 2007

Ik schets even de situatie:

We zijn hier in een dorp tussen Roeselare en Izegem. We zijn op een familiefeest. Mijn grootmoeder is vijf en zeventig jaar geworden.

We vieren die verjaardag niet in een viersterrenrestaurant.
Nee, iedereen komt naar hier omdat het
hier "goed" en "veel" is.

De zalen zijn overblijfselen uit de kleinburgerlijke zestiger jaren, met de klassieke lusters, zetels, tafels kasten en stoelen. Hier kunnen oude mensen zich even weer op hun gemak voelen. Even weer thuis zijn.

Tien minuten nadat we aangekomen zijn worden de tafels volgezet. Met schouwspel ontneemt me de adem.

Bijna alle borden aan de tafel bestaan uit hompen rozig vlees drijvend in
een niet nader definieerbaar goedje, waarin erwten vruchteloos trachten het hoofd boven saus te houden.

Er zijn twee borden die afwijken.

Schuin tegenover mij zie
ik een wit bord, in tegenstelling tot de andere waarin de kleur diepbruin overheerst. Ik zie een toren gemaakt van kaasburgers, het is haast onmogelijk te bepalen hoeveel, want het geheel is overgoten met kaassaus waarin drie of vier verdwaalde brocollistronkjes. Ze lijken de afdaling van deze kaasburgerberg te maken, maar zijn nu opgehouden omdat er ééntje in een kaasburgerravijn gevallen is. Dit bord is overigens beduidend groter dan de bruine borden.

Het andere bord dat anders is, staat recht voor me en bestaat uit een palet schakeringen van groen en oranje die in hun toestand van volledige overkooktheid versmolten zijn en samengehouden worden door een mengeling van platgebakken ajuin en één of andere olie.

Ik wil eigenlijk niet weten welke olie. Ignorance is bliss.

Ik kijk nog eens rond.

Mijn moeder wuift enthousiast naar me en doet teken dat het goed is dat ze aan mij gedacht hebben. De andere mensen rondom mij zouden hun bord voor geen geld ter wereld met het mijne willen wisselen. Ik ook niet met hun, maar dat heeft weinig te maken met het bord dat voor me staat.

Er worden nog twee kommen erwtjes en worteltjes en één kom brocoli op tafel gezet. De kom brocolli komt in het midden.

Mijn overgebuur krijgt nog een bord met daarop een stapeltje kaasburgers, ik denk de overschot van de 12-pack, en ik moet het doen met de wetenschap dat de ajuin blijkbaar exclusief voor mij was, en met de mededeling dat het vet waarin de kroketten gebakken zijn, wel zeer degelijk dierlijk is.

De kokkin had ooit eens plantaardige olie geprobeerd, maar dat vond ze maar niks.
"Meneer".


De rest van het personeel is ondertussen bezig met elk mogelijk vrij plaatsje op de tafel aan het vol te zetten met kroketten.

De aanblik is sterker dan mezelf, en in plaats van mijn mond open, laat ik mijn vork vallen in mijn wortelerwtenajuinoliemoes. De spletters vliegen tot in het bord van mijn tante naast me.

Ik denk niet dat ze er ooit iets van gemerkt heeft.

16 juni 2007

Laatste dag van een opleidingsreeks van de vdab, werken met mensen (een
aanrader trouwens. Spotgoedkoop en steengoed.).

Iemand heeft champagne mee. Eigenlijk champegnoise, want het is niet vanuit
de champagnestreek.

Iemand heeft zelf cake gebakken.

Die cake staat recht voor mij. Van daaruit wordt iedereen bediend. Ik zit
niet centraal aan de tafel, maar eerder naar de buitenkant.

Iedereen eet cake. Ik niet, want ik weet niet wat erin zit.

Degene die de cake gebakken heeft, passeert.

"Er zit geen melk in, hoor..."

Ze weten net dat ik veganist ben.

Even later.

"En maar één eitje, in héél de cake."

Ik zwijg. Kijk naar de overgebleven helft van de cake, en dus ook, hoewel ik
de precieze locatie niet zou kunnen zeggen, vermoedelijk naar de helft van
dat ei.

"Ja, die kippen leggen hun eieren toch zowiezo, dan kunnen we ze toch
evengoed opeten".

"Of in de cake draaien".

"Ja, waarom eet ge eigenlijk geen eieren, als da nu van kippen komt die vrij
rondlopen..."

Ik antwoord dat ik er geen probleem mee heb, als zij af en toe een eitje van
een loslopende kip eten, maar dat ik verkies dat niet te doen.

"En waarom drinkt ge geen champagne?"

Ondertussen ligt er voor mij plots een serviette met daarop een stuk cake,
geïsoleerd van de rest, eigenlijk op mijn plaats, maar net voldoende naar
links om gemaskeerd te kunnen zijn als een stuk van degene die naast me zit.
Ware het niet dat die een stuk heeft...

Ik, van mijn stuk gebracht, begin uit te leggen over hoe champagne geklaard wordt, waarop ze me een volledige uitleg doen over hoe champagne door een sablier geklaard wordt, of weet ik veel.

Ondertussen ligt er voor mij nog steeds een stuk cake. Op een serviette.
Er wordt met geen woord gesproken over dat stuk cake. Dat stuk cake wordt
door iedereen genegeerd.

Het gespreksonderwerp is ondertussen via champagne en champegnoise op de
champagnestreek gekomen, en een paar onderwerpen verder komt de cake-bakster
om de overschot te verdelen, en die cake staat nog steeds tegenover mij. En
tussen mezelf en de cake ligt nog steeds een stuk cake op een serviette.

Ze gaat naar de andere kant van de tafel en duwt, tijdens het snijden, het
stuk cake op de serviette in mijn richting. Ik negeer de serviette en ook
het stuk cake verder.

Wanneer de cake-bakster klaar is klaar met snijden, meldt ze dat er nog een
half stuk is voor iedereen, maar de cake blijft voor mij staan. Mijn
décentrale positie en het gegeven dat de aandacht net op de cake getrokken
is, staan me toe, op redelijk natuurlijke wijze, de cake op te schuiven
naar het midden van de tafel, wanneer drie mensen daar tegelijkertijd hun
halve stuk claimen.

Twee minuten later gebruik ik dit bruggehoofd en herpositioneer de serviette
zodat ze bij de rest van de cake ligt.

De cake-bakster kijkt me in de ogen en zucht.

7 november 2007

Soms proberen mensen me via een omweg toch klem te zetten ivm mijn vegetarisme. En dan is het superfijn als dat blijkt niet te lukken.

Vergadering in Brussel. Lunch.


(De lunch is voorzien. Maar veganistisch bleek niet mogelijk. En door deze morgen vroeg op te staan en wakker te worden op de trein, bestaat mijn lunch uit drie bananen, een pompelmoes en een pak sojapudding. Tijdens de voormiddagvergadering zijn er daarvan al twee bananen
gesneuveld.)

Mijn collega's kijken naar mijn zielige lunch en vreten zich vol met broodjes.

Het gesprek komt op milieu. Ik begin aan mijn sojapudding.

"Ja, ik heb gisteren een boek in mijn handen gehad, dat heel die klimaatproblematiek volledig anders benaderde. Daarin werd verteld dat de fossiele brandstoffen binnen een veertigtal jaar zowiezo uitgeput gingen zijn en dat onze impact op het milieu weer serieus zou verminderen."

"En de moeilijkheid is om te weten wie nu objectief is. Ik heb al gehoord dat Al Gore aandelen heeft in een grote windmolenfabrikant. En laat dat dan nog niet waar zijn, je weet tegenwoordig, met al die beïnvloeding, door de media en reclame niet meer wat nu echt en waar is, en wat niet."

"Mensen zijn ook zo beïnvloedbaar. Neem nu een label, mensen kopen sneller iets met een label. Ik heb onlangs gelezen dat het Duitse Naturliches Label, GGO's toelaat. Ja, en de mensen zien dat dan staan op de verpakking, "Naturliches Label", die denken, dat is een Duits label, dat is degelijk... Terwijl er wel GGO's inzitten... "

"Zoals al die soja tegenwoordig, die ook meer genetisch gemanipuleerd is dan niet..."

Een collega grijpt naar mijn sojapudding:
"Ja, Peter, trouwens, hoe zit dat met soja hierin? Daarvoor wordt toch regenwoud platgebrand, he, voor soja? En waarschijnlijk is die soja genetisch gemanipuleerd... Zo milieuvriendelijk is dat vegetarisme toch ook niet, hé..."

"Wist jij dat het merendeel van die genetisch gemanipuleerde soja in veevoeder terechtkomt?"

Het wordt stil en niemand durft het laatste broodje met hesp te nemen.

3 juni 2007

Ik ben ziek geweest, en kon niet naar mijn werk gaan.

Dat gebeurt. Niet zo vaak, maar het gebeurt.

U dient te weten dat als ik al ziek ben, ik nooit de eerste zieke ben, steevast één van de laatste.

Wat daaraan voorafgaat, is een vaak weken durend hardnekkig gevecht van mijn afweersysteem tegen de standvastig sterker wordende bacteriën, en dat terwijl rondom mij - allemaal hardnekkig en overmatig vleesetende - collega's vallen als vliegen...

Er bestaan volgens mij in labo's geen betere permaculturen voor bacteriën dan het gemiddelde lichaam van een vleeseter.

Die paar kleine bronnen van weerstand die men groenten noemt, en die het bord van de vleeseter halen, worden door het vlees en bij voorkeur geprocessed zetmeel vakkundig aangerand met behulp van verzadigd vet en snelle suikers, om dan uiteindelijk vaak nog verweesd, alleen en bovenal onaangeroerd achter te blijven op dit slagveld van slecht lijfsbehoud.

Om nog maar te zwijgen over de antibiotica, eerst al in het vlees, en alsof dat niet volstaat, een standaard item in het boodschappenlijstje na het gemiddelde doktersbezoek.

Zij zijn ziek. En als de ziektekiemen volhoudertjes zijn, moet ik na verloop van tijd de strijd ook staken en mij gewonnen geven. Uiteindelijk wel.

Tot daar geen probleem. Shit happens.

Ik kom dus terug op mijn werk, uit ziekteverlof, en wat krijg ik te horen?

"A, ja, als je geen vlees eet, word je ziek, natuurlijk..."

What can I say.

Ik heb een neef, een junk-vegetariër, wiens dagelijkse portie groenten zich meestal beperkt tot een flinke portie ketchup.

Ergens vat ik hem wel...

Zijn weerstand iets verlagen, om hun met hun eigen wapens te bestrijden? Vegetarische gemanipuleerde ziektekiemen?

Ik heb het hem nooit gevraagd, maar stiekem heb ik bewondering voor dit soort martelaarschap...