zaterdag 1 december 2007

trein

De warmte in de trein is een aangename afwisseling met de koude op het perron, die altijd langer duurt dan nodig, omdat ik bijna altijd te vroeg ben. Meestal omdat ik echt wel te vroeg ben, maar vaak omdat de trein vertraging heeft.

Deze morgen was ik nipt te laat, maar de vertraging heeft me dus gered.

Er zit niet veel volk op de trein, deze morgen, in vergelijking met andere dagen. Het is nochtans geen schoolvakantie, momenteel en ik kan ook geen andere reden bedenken waarom er veel plaats zou kunnen zijn.

Ik loop monsterend door de trein, passeer twee mannen en een vrouw die druk aan het tokkelen zijn op een laptop, ga in een grote boog rond een moeder met twee kinderen die in de vijf seconden twee keer tot de orde geroepen worden en zie een dubbele bank met een vrouw die alleen zit.

"Mag ik?"

Ze kijkt me aan alsof ik een hond aan het slaan ben, herpakt zich en knikt vlug en verlegen dat het goed is, voor ik weer wegloop. Alsof ik dat van plan zou zijn. Ze schrikt van haar eigen vlugheid en kruipt terug in haar schelp.

Ik heb veel bij me deze morgen en vooral de combinatie van schoudertas met mijn dikke jas, maakt mijn maneuvers waarschijnlijk redelijk grappig. Ik zet mijn tassen neer en probeer mezelf eerst in één keer tussen de tafel en de lege bank tegenover haar te wringen, blijf onderweg plots hangen, heb even schrik dat ik noch voor noch achter kan, maar kan na een paar verwoede pogingen en na mijn schoudertas af te doen, toch gaan zitten.

Ik zet de schoudertas naast me, met een zekere opluchting, dat ik niet de hele rit daar zo half en half moet blijven hangen, en krijg onmiddellijk een quasi kwade blik van een nieuwe dame die net op dat moment naast me wil gaan zitten. Ik trek mijn tas bij me en zit nu gewrongen tussen de tafel en de stoel, en tussen de ruit en die tweede dame en eigenlijk laten mijn jas, mijn tassen en mezelf niet meer toe dat ze naast me komt zitten. Ik kijk hoopvol naar het rek boven me, dat uitblinkt in leegheid, maar ik bedenk dat dat niet haalbaar zal blijken, bedenk dat ik daar op voorhand aan had moeten denken mijn tassen daar te leggen en schik me in mijn lot.

De banken aan de overkant van de middengang zijn leeg. De vrouw naast me negeert ons volkomen. Wij doen hetzelfde.

"Ik vraag het liever, weet je wel."

Ik gebruik dat zinnetje elke keer. Ik zou echt niet weten wat ze wel moet weten, maar de vrouwen waar ik het tegen zeg, weten het bijna altijd wel, want ze knikken steevast bevestigend.

Ik zie haar brein werken. Dat het geen vergissing kan zijn, dat ik haar aanspreek. Haar gezicht klaart op. Ze ontspant. Ik zie dat ze haar moed bij elkaar raapt om iets te antwoorden en net op dat moment begint er naast me een electronisch muziekje.

Elke objectieve waarnemer zou in één oogopslag vaststellen dat het een hopeloze zaak is, vanuit onze ondertussen bijna versmolten houding een gsm-toestel te voorschijn te halen, vooraleer het stopt met rinkelen, maar het veelvoudige gepor bewijst dat er toch met man en macht zal geprobeerd worden. We horen een keer of vijf de eerste vijf maten van één of andere euro-house hitje, maar ik kan er mijn vinger niet op leggen welk het precies is.

Ze is te laat. Natuurlijk is ze te laat. Dat belet haar niet om onmiddellijk, driftig naar mij kijkend, op het toestel te tokkelen. Ik kijk voorzichtig naar de lege bank aan de andere kant van de middengang, maar ik vrees dat de subtiliteit daarvan verloren gaat in een luidkeelse begroeting en de boodschap dat ze net te laat was.

De volgende twintig minuten kan de volledige coupé meegenieten van een gesprek waarin de vrouw naast me en haar gesprekspartner het niet eens zijn over de seksuele geaardheid van de nieuwe kapper, luisteren naar een uitleg over hoe de nieuwe haarkleur die niet honderd procent is wat ze wou, en naar verwoede pogingen van de belster naast me om zowel de huidige als de verwachte kleur door de telefoon uit te leggen, die met driftige beweging en gestaag groeiende ergernis geaccentueerd worden. Hier en daar wordt het relaas vloeiend onderbroken door een typering van deze of gene vriendin, die, als ze aanwezig zou zijn, waarschijnlijk op slag iets minder vriendin zou zijn.

Na vijf minuten geeft de moeder van de kinderen het op en concurreren die twee naar hartelust met het kabaal van het vrouwmens naast me. De mensen die opstaan en een andere coupé opzoeken, worden met iets wat waarschijnlijk moet doorgaan voor minachting genegeerd.

Tegenover me blijft het stil, er wordt naar buiten gekeken. Als je heel goed kijkt, zie je een vage glimlach op haar gezicht.

Misschien is het beter zo.

Als ik afstap zie ik ik-loop-luidop-en-echt-wel-vals-zingend-naar-mijn-werk-man afstappen. Ik-loop-luidop-en-echt-wel-vals-zingend-naar-mijn-werk-man werkt in een huis twee huizen naast dat van mijn werk.

Mijn ochtend is compleet.

Geen opmerkingen: