Ik ben negen. Elf. Veertien misschien. Gaan kinderen van veertien nog met hun ouders mee? Ik in ieder geval wel.
Ik zit aan tafel bij mijn grootmoeder.
Je moet weten dat ons gezin in Antwerpen woont. Het geeft overigens een behoorlijk schizofreen gevoel je ouders thuis in het West-Vlaams bezig te horen en van zodra je buiten komt, je ondergedompeld wordt in de zoetgevooisheid van het plat Antwerpse accent. Mijn grootvaders heb ik nooit gekend. Eén van hen is gestorven toen mijn moeder 22 was. De andere toen hij terugkwam van te gaan kijken naar een wedstrijd van Club Brugge. Ik was toen één jaar oud. Ik ben nog steeds niet echt een fan van Club Brugge. De meeste van mijn nonkels wel.
Mijn grootmoeders wonen op een straat van elkaar in Rumbeke, tussen Roeselare en Izegem. In het midden van het West-Vlaamse nergens. Heel ver van Antwerpen.
En dus trekken wij met het volledige gezin, om de twee weken, naar Rumbeke. Van zaterdag tot op zondag. We overnachten bij de moeder van mijn vader.
De moeder van mijn vader kan heel goed koken en bovenal goed taarten bakken. Haar carré-confiture zal één van de jeugdbeelden zijn die ik ga meenemen tot op de bank onder de lindeboom. U weet wel, wanneer ik grommelend mijn omgeving ervan probeer te overtuigen dat vroeger alles beter was.
Alles, behalve het hokkaido seizoen.
Zowel mijn vaders enige broer als mijn vaders moeder hebben in de tuin pompoenen staan. Maar niet zomaar pompoenen: hokkaido's. Om één of andere reden is dat heel bealngrijk. Men spreekt niet over "pompoenen", het gaat over "hokkaido's".
En die dingen worden verdomd groot en zijn met verdomd veel. En dus was er tijdens het hokkaido seizoen, heel veel hokkaido te eten.
Ik zit aan de tafel van mijn grootmoeder. En het is hokkaido-seizoen.
Nu kan mijn grootmoeder, naast lekker koken, ook heel creatief zijn in de keuken.
En dus kregen wij de voorbije weken al hokkaido-soep, hokkaido in blokjes die een klein beetje gebakken waren als aperitief. Hokkaido-mousse. Hokkaido met een slaatje en hokkaido met een sausje. Hokkaido gekookt en hokkaido gestoofd. Hokkaido, zoals ik al zei, gebakken en hokkaido gemarineerd. Hokkaido in fritjes en hokkaido in blokjes gefrituurd. Hokkaido in ovenschotels en hokkaido in dressing. Hokkaido in kleine stukken en hokkaido in grote stukken. Hokkaido in schijfjes, hokkaido in partjes, hokkaido in niet-gefrituurde blokjes, hokkaido in flinterdunne plakjes, hokkaido in reepjes, hokkaido in bolletjes. Hokkaido meegebakken met het vlees en hokkaido meegebakken met de vis. Hokkaido-stoemp en als ze hadden gekund, had ze ze ook gewokt en gestoomd, maar dat was toen de gewoonte nog niet. En al zeker niet in the middle of de West-Vlaamse nowhere.
Ik zit dus wederom aan de tafel van mijn grootmoeder. Ik vraag me dus vol afgrijzen - en ook wel een zekere nieuwsgierigheid - af wat er vandaag met die vervloekte hokkaido's zou gebeurd zijn.
Niets van dit alles vandaag.
Champignonroomsoep. Met kroutons.
Erwtjes, worteltjes met een klein beetje ajuin. Blinde vinken. Aardappelen. Saus van het vlees.
Ik hou even mijn hart vast voor de taart, maar er blijkt gewoon kaastaart gemaakt te zijn. En carré-confiture.
De volgende maaltijd passeert, ik voel nog wel een zeker wantrouwig gevoel, maar dat blijkt niet terecht. Ook 's anderendaags 's morgens, geen hokkaido's te bespeuren. Tegen de middag ben ik er gerust in: het hokkaido-seizoen is weer eens gedaan, we zitten weer safe tot volgend najaar.
Het middagmaal passeert zonder een spoor van hokkaido's. De carré-confituurkes smaken voortreffelijk.
Tegen de vooravond vertrekken we. Valiezen worden ingeladen, kinderen worden op achterbanken geïnstalleerd.
En net voor we vertrekken komt mijn grootmoeder af met de twee grootste hokkaido's van het jaar, geeft die door de achterruit door aan mij, en zeg: "hier, omdat jullie er altijd zo met smaak van gegeten hebben, heb ik de twee grootste bewaard woor jullie. Mama zal er deze week wel iets lekkers van maken..."
Ik heb daarna meer dan tien jaar geen pompoen meer gegeten.
zaterdag 4 oktober 2008
donderdag 15 mei 2008
veevoeder
Jij eet geen vlees? Echt waar? Wat eet je dan wel?
Het duiveltje op mijn schouder spreekt.
Gras. Ik eet veel gras.
Wat?
Ja, gras. Ik eet gras. En behoorlijk veel.
Tarwegras, denk ik in mezelf, maar desalniettemin gras. Geperst met mango, spirulina, en weet ik veel tot één of ander overigens bijzonder lekker sapje, waarvan ik elke dag een fles nuttig.
Ik doe alsof ik het me eigenlijk nog maar net realiseer.
Eigenlijk eet ik veevoeder: gras, haver, mais, paardebloemen, gedroogd berkesap...
Paardebloemen? Berkesap?
Ja, ja, ja, dat zuivert, het reinigt je lichaam. Paardebloem voor je lever, berkesap voor je gewrichten...
Je bent aan het zeveren.
Ik kijk eens rond in de kring. Ik zie milde vormen van afgrijzen.
Nee, nee, echt waar, ik eet al die dingen. En soms eet ik alleen maar goji-bessen.
Gojin-wat?
Goji-bessen, dagen aan een stuk. Alleen goji-bessen. Wolfsdoorn heet dat ook, geloof ik... Da's een kleine rode bes.
Nog nooit van gehoord.
Dat kan wel, die zijn eigenlijk verboden in Europa.
Verboden in Europa? En waarom dan wel?
Geen idee.
Het wordt even stil.
Jamaar, in veevoeder zit vaak beendermeel of ander dierlijk materiaal, dan ben je toch geen vegetariër meer?
Maar ja. Je kan dat er gewoon uithalen, dat zit er in klompjes in. Dat wordt geperst, is gemakkelijker voor het vervoer. Voor die koeien is dat allemaal gelijk. Ik geef die aan mijn kat, die is er verzot op.
Ja, ja, veevoeder bevat alles wat een mens nodig heeft...
Het duiveltje op mijn schouder spreekt.
Gras. Ik eet veel gras.
Wat?
Ja, gras. Ik eet gras. En behoorlijk veel.
Tarwegras, denk ik in mezelf, maar desalniettemin gras. Geperst met mango, spirulina, en weet ik veel tot één of ander overigens bijzonder lekker sapje, waarvan ik elke dag een fles nuttig.
Ik doe alsof ik het me eigenlijk nog maar net realiseer.
Eigenlijk eet ik veevoeder: gras, haver, mais, paardebloemen, gedroogd berkesap...
Paardebloemen? Berkesap?
Ja, ja, ja, dat zuivert, het reinigt je lichaam. Paardebloem voor je lever, berkesap voor je gewrichten...
Je bent aan het zeveren.
Ik kijk eens rond in de kring. Ik zie milde vormen van afgrijzen.
Nee, nee, echt waar, ik eet al die dingen. En soms eet ik alleen maar goji-bessen.
Gojin-wat?
Goji-bessen, dagen aan een stuk. Alleen goji-bessen. Wolfsdoorn heet dat ook, geloof ik... Da's een kleine rode bes.
Nog nooit van gehoord.
Dat kan wel, die zijn eigenlijk verboden in Europa.
Verboden in Europa? En waarom dan wel?
Geen idee.
Het wordt even stil.
Jamaar, in veevoeder zit vaak beendermeel of ander dierlijk materiaal, dan ben je toch geen vegetariër meer?
Maar ja. Je kan dat er gewoon uithalen, dat zit er in klompjes in. Dat wordt geperst, is gemakkelijker voor het vervoer. Voor die koeien is dat allemaal gelijk. Ik geef die aan mijn kat, die is er verzot op.
Ja, ja, veevoeder bevat alles wat een mens nodig heeft...
maandag 28 april 2008
brico
Zondagmorgen, tien voor negen, Aalst, parking van de plaatselijke brico.
Wij hebben gisteren de hele dag lopen prutsen en vloeken op een badkamermeubel voor in het nieuwe huis van mijn zus en zijn hier nu om een andere plank te kopen. Anders ging het gewoon te ingewinkeld worden. En naast die plank nog wat van die dingen zonder chemisch anker (look it up). We zitten in de auto, want de brico gaat pas open om negen uur.
Wij zijn mijn schoonbroer en ik.
De andere klanten die te vroeg zijn en aan de brico staan te wachten slaan werkelijk alles. De helft van hen heeft op de voorarm zo'n zelfgemaakte tattoo van een slang of een vrouw met ontbloot bovenlijf. Of beide, innig verstrengeld. Eén van hen heeft blonde meshen en draagt een trainingvest van de plaatselijke voetbalploeg, Eendracht Erembodegem. Hij rookt. De meesten roken. De meeste van hun wagens hebben stickers die één of andere vorm van tuning voor moeten stellen maar daar steevast jammerlijk in falen voor het oog van iedereen die ook maar een fractie afweet van tunen. We denken aan racestrepen, met tape afgeplakte lichten en dergelijke. Het is alsof die brico, 's morgens rond openingsuur alle mensen die normaal rondhangen op kermissen aantrekt. En allemaal willen ze blijkbaar zo snel mogelijk in de brico binnen, want hoewel het koud is, staan ze allemaal met de kar in de aanslag klaar aan de ingang.
Er komt nog een man met een bleke kostuumbroek (die dat toch net weer niet een kostuumbroek blijkt te zijn), een donkergrijs jasje met een blauwe bies erin, een wit hemd en en zwart-wit geblokte das die gemaakt is in één of andere blinkende stof. Als je er in één oogopslag naar kijkt, voel je dat er iets mis is, maar het is pas als je goed kijkt, dat je ziet je dat die man een verdienstelijke poging heeft gedaan in het jammerlijk mislukken. Om naar de brico te komen.
Op te maken uit de verschillende bewegingen en het gegesticuleer, vermoeden we dat het merendeel van de conversaties gaat over het feit dat de deuren niet opengaan en dat het nog net geen negen uur is. Er worden schouders opgetrokken en sigaretten gerookt.
In de wagen naast die van ons zit een normaal geklede man, met een normaal geklede dochter, net als ons te kijken, zonder de wagen uit te komen.
Op de eerste verdieping boven de winkel staat de gerant naar beneden te kijken. Hij kijkt meewarig.
De zon schijnt, na vele maanden verdwenen te zijn, met de prille kracht van een voorjaarszon.
De menigte wordt de winkel ingezogen. Wanneer wijzelf in de winkel toekomen, hebben ze de winkel al omgetoverd tot een doe-het-zelf-zaak op gelijk welk moment van de dag: mensen die materiaal in de meest bizarre combinaties lopen te verzamelen en mensen die winkelpersoneel lopen te belagen met even bizarre vragen.
Later op de dag, om 12 uur 33 om precies te zijn - de brico blijkt om 12u30 te sluiten op zondag - staan we daar weer, aan die brico. Met een verhaal over hoe we buizen hebben die kapotgesprongen zijn en hoe die echt nog moeten gerepareerd worden...
We waren die dag bij de opening en de sluiting van de winkel.
Wij hebben gisteren de hele dag lopen prutsen en vloeken op een badkamermeubel voor in het nieuwe huis van mijn zus en zijn hier nu om een andere plank te kopen. Anders ging het gewoon te ingewinkeld worden. En naast die plank nog wat van die dingen zonder chemisch anker (look it up). We zitten in de auto, want de brico gaat pas open om negen uur.
Wij zijn mijn schoonbroer en ik.
De andere klanten die te vroeg zijn en aan de brico staan te wachten slaan werkelijk alles. De helft van hen heeft op de voorarm zo'n zelfgemaakte tattoo van een slang of een vrouw met ontbloot bovenlijf. Of beide, innig verstrengeld. Eén van hen heeft blonde meshen en draagt een trainingvest van de plaatselijke voetbalploeg, Eendracht Erembodegem. Hij rookt. De meesten roken. De meeste van hun wagens hebben stickers die één of andere vorm van tuning voor moeten stellen maar daar steevast jammerlijk in falen voor het oog van iedereen die ook maar een fractie afweet van tunen. We denken aan racestrepen, met tape afgeplakte lichten en dergelijke. Het is alsof die brico, 's morgens rond openingsuur alle mensen die normaal rondhangen op kermissen aantrekt. En allemaal willen ze blijkbaar zo snel mogelijk in de brico binnen, want hoewel het koud is, staan ze allemaal met de kar in de aanslag klaar aan de ingang.
Er komt nog een man met een bleke kostuumbroek (die dat toch net weer niet een kostuumbroek blijkt te zijn), een donkergrijs jasje met een blauwe bies erin, een wit hemd en en zwart-wit geblokte das die gemaakt is in één of andere blinkende stof. Als je er in één oogopslag naar kijkt, voel je dat er iets mis is, maar het is pas als je goed kijkt, dat je ziet je dat die man een verdienstelijke poging heeft gedaan in het jammerlijk mislukken. Om naar de brico te komen.
Op te maken uit de verschillende bewegingen en het gegesticuleer, vermoeden we dat het merendeel van de conversaties gaat over het feit dat de deuren niet opengaan en dat het nog net geen negen uur is. Er worden schouders opgetrokken en sigaretten gerookt.
In de wagen naast die van ons zit een normaal geklede man, met een normaal geklede dochter, net als ons te kijken, zonder de wagen uit te komen.
Op de eerste verdieping boven de winkel staat de gerant naar beneden te kijken. Hij kijkt meewarig.
De zon schijnt, na vele maanden verdwenen te zijn, met de prille kracht van een voorjaarszon.
De menigte wordt de winkel ingezogen. Wanneer wijzelf in de winkel toekomen, hebben ze de winkel al omgetoverd tot een doe-het-zelf-zaak op gelijk welk moment van de dag: mensen die materiaal in de meest bizarre combinaties lopen te verzamelen en mensen die winkelpersoneel lopen te belagen met even bizarre vragen.
Later op de dag, om 12 uur 33 om precies te zijn - de brico blijkt om 12u30 te sluiten op zondag - staan we daar weer, aan die brico. Met een verhaal over hoe we buizen hebben die kapotgesprongen zijn en hoe die echt nog moeten gerepareerd worden...
We waren die dag bij de opening en de sluiting van de winkel.
vrijdag 1 februari 2008
Goeiemorgen
Ik ben nog wakker aan het worden. Stappende op weg naar het station.
Ik zie er een beetje verfromfraaid uit. Altijd.
Hij niet: Bovenaan een fleece met een zonnebril in de half openstaande rits, en daaronder een kniebroek die mooi in zijn geruite kousen gestopt is, met daaronder enkelhoge duur uitziende stapschoenen.
Hij is net door zijn benen aan het buigen.
Ik zie er verfromfraaid uit, maar ik stap wel door.
Kniebroek heeft me in de mot en komt in sneltreintempo achter me aan gehuppeld.
Zijn broek maakt behoorlijk vervelende swoesh-geluiden.
Hij geraakt tot op dezelfde hoogte als ik. Hij kijkt opzij met een air omdat hij me met gemak kan bijhouden, op zijn leeftijd...
Swoesh, swoesh, swoesh.
Ik kijk naar hem, naar de broek en ga sneller lopen.
Hij is in zijn volle zestig en ik zie op zijn gezich het besef dagen
dat hij al veel te ver is gegaan...
Ik hoor hem bijna slikken. Ondertussen al een flink stuk achter me...
Die denkt nog wel eens na voor hij zich nog eens probeert te bewijzen...
Zo'n marginaal gedrag, zo vroeg 's morgens...
Ik zie er een beetje verfromfraaid uit. Altijd.
Hij niet: Bovenaan een fleece met een zonnebril in de half openstaande rits, en daaronder een kniebroek die mooi in zijn geruite kousen gestopt is, met daaronder enkelhoge duur uitziende stapschoenen.
Hij is net door zijn benen aan het buigen.
Ik zie er verfromfraaid uit, maar ik stap wel door.
Kniebroek heeft me in de mot en komt in sneltreintempo achter me aan gehuppeld.
Zijn broek maakt behoorlijk vervelende swoesh-geluiden.
Hij geraakt tot op dezelfde hoogte als ik. Hij kijkt opzij met een air omdat hij me met gemak kan bijhouden, op zijn leeftijd...
Swoesh, swoesh, swoesh.
Ik kijk naar hem, naar de broek en ga sneller lopen.
Hij is in zijn volle zestig en ik zie op zijn gezich het besef dagen
dat hij al veel te ver is gegaan...
Ik hoor hem bijna slikken. Ondertussen al een flink stuk achter me...
Die denkt nog wel eens na voor hij zich nog eens probeert te bewijzen...
Zo'n marginaal gedrag, zo vroeg 's morgens...
Abonneren op:
Reacties (Atom)