Ring.
Damn, telefoon.
Ik heb hem gisteren al twee keer genegeerd...
"Hallo, met Peter Baert.
"Mevrouw Baert?
Mevrouw Baert, die woont hier al een tijdje niet meer.
"Nee" hoor ik mezelf zeggen, "Hier is enkel meneer Baert.
"Wat zegt u? Ik versta u niet.
"Hier woont geen mevrouw Baert. Alleen een meneer Baert.
"Juffrouw Baert?
"Nee, ook geen juffrouw Baert. Peter Baert. Meneer Baert.
"Paula Baert?
"Nee, Peter Baert.
"T is toch Sint Amandsberg?
"Ja.
"Achterstraat?
"En welk nummer hebt u in de Achterstraat?
Ik hoor aarzelen op de achtergrond.
"Achterstraat... 72.
"Dat is inderdaad hier, maar hier woont geen Paula Baert.
"U wil dus zeggen dat juffrouw Baert nu niet aanwezig is?
"Nee, ik wil zeggen dat ze hier nooit is.
"Achterstraat 72?
"Ja.
"In Sint Amandsberg?
"Ja.
Ik hoor haar naar iemand anders in de kamer roepen:
"On dit qu'elle n'est pas là maintenant!
"Nee, mevrouw, ze is hier nooit. Ze woont hier niet.
"Ook niet ergens anders in uw flatgebouw?
"Nee, mevrouw, dit is een huis, geen flatgebouw.
"Achterstraat 72?
"In Sint Amandsberg, ja.
"In de telefoongids...
"Wel, dan is de telefoongids verkeerd. U kan misschien eens...
"Paula Baert, Achterstraat 72, Sint Amandsberg.
"Het adres klopt, maar de naam is verkeerd.
"Wat zegt u? Ik hoor u niet...
"De naam is verkeerd. Hier woont geen Paula Baert. Echt niet. Ik stel voor dat u eens naar de inlichtingen belt.
"ik hoor overleg aan de andere kant, gevolgd door:
"Dat is besteld? Ok.
En ze legt neer.
Ik had het zo niet kunnen bedenken.
donderdag 20 december 2007
dinsdag 11 december 2007
feestje
Feestje in een club. Middenin de week. Ik zou zeggen een reggaeclub en als je je oren zou dicht houden, zou ik gelijk hebben: een scherm met een film van Bob Marley, mensen met dreadlocks, één of andere soort houten matjes of iets dergelijks aan de muren, vooral cocktails met rum, ... Geen schreeuwerige geel, rood, groen banjers, maar we hebben dan ook nog steeds onze oren dicht, en dus kan het doorgaan voor een reggaeclub.
Als we onze oren open doen, krijgen we een volledig ander verhaal: beats, maar niet monotoon, vette bassen, af en toe een uitstap richting rai, richting reggae ook wel, maar vooral richting RnB. Ik ben in een RnB tent terechtgekomen.
Ik kan u verzekeren, dat is niet mijn gewoonte. Ik ben hier op bezoek. Op visite. Een collega geeft een feestje, een benefiet ten voordele van "sans papiers". Meer dan voldoende om twee van mijn kanten naar boven te halen.
De eerste, die met het grote hart. Degene die het natgeregende scoutmeisje aan mijn voordeur ook niet kan weigeren wanneer ze natgeregende wafels aanbiedt, goed wetende dat ik dan weer een thuis voor die wafels moet zoeken, want ik kan niet voor wafels zorgen. "Sans Papiers" en "benefiet" zijn woorden waar die eerste op reageert zoals Pavlov zijn hond op de bel. Ik begin net niet te kwijlen maar kom er wel op een regenachtige avond voor uit mijn zetel.
De tweede is evenwel van een veel dubieuzer allooi en die bedenkt dat er ongetwijfeld massa's knappe vrouwen zijn, die ook zo'n eerste kant hebben en bij voorkeur niet de tweede. Hoewel... Het dient gezegd dat er in de social al-dan-niet profit sector massa's knappe dames rondlopen.
Op weg naar het feestje waren ze al aan het bekvechten.
"Wat wil je nu, voor altijd alleen zijn?"
"Maar allé, ge gaat daar toch niet naar op zoek gaan? Als dat moet komen, dan komt dat wel..."
"Ja en oud en grijs worden al wachtende... ge gaat zo geil als een kanon van opgebouwde frustratie het oudmanhuis ingaan, ze gaan u graag zien komen."
Ik kom ondertussen toe en kies een bank uit waar ik helemaal alleen, maar ook heel duidelijk helemaal alleen op zit.
Het bikkelen gaat verder.
"Wat ga je nu doen? Hier nu zo zitten wachten tot er iemand je aanspreekt?"
"Ja, natuurlijk. Ik hoef geen muurbloempje. Ik ben voor gelijkheid. Evenwicht. Ik laat duidelijk blijken dat ik alleen ben, de volgende stap is voor gelijk wie geïnteresseerd is..."
"Jij droomt, man. Vrouwen willen veroverd worden. Niet naar je toe moeten komen."
Ik kijk rond. Ikzelf word ook bekeken, zoveel is duidelijk.
"Dat ziet er me wel een leuke uit."
"Je zegt het, ze ziet er leuk uit, maar ze is niet direct knap..."
"En die daar?"
"Tiens, die is inderdaad wel leuk."
De beeldschone dame in kwestie grijpt op hetzelfde moment naar haar sigaretten.
"Aha, ze rookt. Yekkes..."
"Bazeke, zo gaan we nog lang bezig zijn..."
Ik speel verder met de gratis-consumptiebon die ik gekregen heb. Ik kan kiezen tussen een glas sinaasapplesap en een glas champagne. Ik drink geen van beide. Ik heb al gekeken op de kaart. Ze hebben mijn Poolse vodka annex maitresse hier niet. Enkel van die Bucht-vodka. Eristoff, denk ik.
Nu, mijn Poolse maitresse zorgt enerzijds wel dat ik sneller een stap zou kunnen zetten, omdat t me minder kan schelen, maar tegelijkertijd zorgt ze ervoor dat ik het verschil tussen knappe vrouwen en door-vodka-knappe-vrouwen niet meer zie, terwijl ik wel nog blijf beseffen dat ik dat verschil niet meer zie. Zeer jaloerse dame.
Er komt een nieuwe dame binnen.
"En die dan?"
Probeer ik.
"Denk je echt dat je hier iemand gaat vinden die voldoet aan dat sinterklaaslijstje van je? Ziet ze er vegan uit? En staat ze open voor iemand die muziek maakt, schildert, schrijft, zijn goesting wil doen, en bij voorkeur wil dat zij haar goesting doet, en dat dat per toeval hetzelfde blijkt te zijn?"
"Het is al goed..."
De muziek is telkens net niet goed genoeg om te beginnen dansen. Ik geeuw. Tijd om naar huis te gaan.
Onderweg:
"Zie je wel. Als je ernaar zoekt, vind je niks."
"Ja, sure... Als je zo moeilijk blijft doen, vind je ook niks."
Ergens in me schudt iets meewarig het hoofd. Ik denk niet dat ze het merken...
Als we onze oren open doen, krijgen we een volledig ander verhaal: beats, maar niet monotoon, vette bassen, af en toe een uitstap richting rai, richting reggae ook wel, maar vooral richting RnB. Ik ben in een RnB tent terechtgekomen.
Ik kan u verzekeren, dat is niet mijn gewoonte. Ik ben hier op bezoek. Op visite. Een collega geeft een feestje, een benefiet ten voordele van "sans papiers". Meer dan voldoende om twee van mijn kanten naar boven te halen.
De eerste, die met het grote hart. Degene die het natgeregende scoutmeisje aan mijn voordeur ook niet kan weigeren wanneer ze natgeregende wafels aanbiedt, goed wetende dat ik dan weer een thuis voor die wafels moet zoeken, want ik kan niet voor wafels zorgen. "Sans Papiers" en "benefiet" zijn woorden waar die eerste op reageert zoals Pavlov zijn hond op de bel. Ik begin net niet te kwijlen maar kom er wel op een regenachtige avond voor uit mijn zetel.
De tweede is evenwel van een veel dubieuzer allooi en die bedenkt dat er ongetwijfeld massa's knappe vrouwen zijn, die ook zo'n eerste kant hebben en bij voorkeur niet de tweede. Hoewel... Het dient gezegd dat er in de social al-dan-niet profit sector massa's knappe dames rondlopen.
Op weg naar het feestje waren ze al aan het bekvechten.
"Wat wil je nu, voor altijd alleen zijn?"
"Maar allé, ge gaat daar toch niet naar op zoek gaan? Als dat moet komen, dan komt dat wel..."
"Ja en oud en grijs worden al wachtende... ge gaat zo geil als een kanon van opgebouwde frustratie het oudmanhuis ingaan, ze gaan u graag zien komen."
Ik kom ondertussen toe en kies een bank uit waar ik helemaal alleen, maar ook heel duidelijk helemaal alleen op zit.
Het bikkelen gaat verder.
"Wat ga je nu doen? Hier nu zo zitten wachten tot er iemand je aanspreekt?"
"Ja, natuurlijk. Ik hoef geen muurbloempje. Ik ben voor gelijkheid. Evenwicht. Ik laat duidelijk blijken dat ik alleen ben, de volgende stap is voor gelijk wie geïnteresseerd is..."
"Jij droomt, man. Vrouwen willen veroverd worden. Niet naar je toe moeten komen."
Ik kijk rond. Ikzelf word ook bekeken, zoveel is duidelijk.
"Dat ziet er me wel een leuke uit."
"Je zegt het, ze ziet er leuk uit, maar ze is niet direct knap..."
"En die daar?"
"Tiens, die is inderdaad wel leuk."
De beeldschone dame in kwestie grijpt op hetzelfde moment naar haar sigaretten.
"Aha, ze rookt. Yekkes..."
"Bazeke, zo gaan we nog lang bezig zijn..."
Ik speel verder met de gratis-consumptiebon die ik gekregen heb. Ik kan kiezen tussen een glas sinaasapplesap en een glas champagne. Ik drink geen van beide. Ik heb al gekeken op de kaart. Ze hebben mijn Poolse vodka annex maitresse hier niet. Enkel van die Bucht-vodka. Eristoff, denk ik.
Nu, mijn Poolse maitresse zorgt enerzijds wel dat ik sneller een stap zou kunnen zetten, omdat t me minder kan schelen, maar tegelijkertijd zorgt ze ervoor dat ik het verschil tussen knappe vrouwen en door-vodka-knappe-vrouwen niet meer zie, terwijl ik wel nog blijf beseffen dat ik dat verschil niet meer zie. Zeer jaloerse dame.
Er komt een nieuwe dame binnen.
"En die dan?"
Probeer ik.
"Denk je echt dat je hier iemand gaat vinden die voldoet aan dat sinterklaaslijstje van je? Ziet ze er vegan uit? En staat ze open voor iemand die muziek maakt, schildert, schrijft, zijn goesting wil doen, en bij voorkeur wil dat zij haar goesting doet, en dat dat per toeval hetzelfde blijkt te zijn?"
"Het is al goed..."
De muziek is telkens net niet goed genoeg om te beginnen dansen. Ik geeuw. Tijd om naar huis te gaan.
Onderweg:
"Zie je wel. Als je ernaar zoekt, vind je niks."
"Ja, sure... Als je zo moeilijk blijft doen, vind je ook niks."
Ergens in me schudt iets meewarig het hoofd. Ik denk niet dat ze het merken...
jeugdhuis
"Ben je hier voor deze band?"
Ik kijk opzij. Een meisje of een vrouw, de vodka in me laat me niet meer toe het onderscheid te maken, kijkt naar me, wachtend op een antwoord.
Ik kijk eens naar mijn vriend die naast me zit, die trouwens de reden is van mijn aanwezigheid, want hij kent de volgende band, want hij, de band, is de zoon van een vriendin van hem, mijn vriend. Er is geen enkel teken van herkenning en als ik goed kijk, kijkt ze naar mij en niet naar hem.
Ik probeer me de vraag te herinneren. Dat gaat verbazend vlot, dus neem ik nog een slok uit mijn flesje. Het is een colaflesje, maar er zit wel vodka in. Regels zijn regels, ook in een jeugdhuis. Jeugdhuizen serveren geen sterke drank, en dus breng ik die zelf mee.
Het regent vandaag. Het zijn eigenlijk de eerste echte koude nachten dit jaar, tot nu viel het echt wel mee, maar vanavond is het koud, nat en winderig.
Het meisje of de vrouw kijkt nog steeds naar me.
"Mijn maat is de vriend van de moeder van de band."
Zeg ik. En ik slik. Want ze kijkt me heel vreemd aan. Terecht waarschijnlijk.
Eigenlijk was ik hier deze avond al eens gepasseerd, maar dan buiten. Op weg naar de plaats waar het optreden eigenlijk ging zijn, alleen hing er daar een bordje dat het hier was. Eén keer de truuk met de colafles en de vodka later was dat al veel minder een probleem.
Ondertussen is de band begonnen. Een gastje van een jaar of veertien, en je hoort wel dat hij iets kan, maar er ontbreekt iets. Het is ook niet echt mijn ding.
"Vind je het goed?"
Probeert ze nog eens. Ik kijk naar haar decoleté. Ik hou niet van kleine borsten.
Ik kijk haar aan, maar heb dat blijkbaar niet luidop gezegd. Ik kijk nog eens, maar de vodka laat me niet toe te bepalen of die borsten eigenlijk wel klein zijn. Ik laat het gewoon zo.
"Je hoort wel dat hij iets kan, maar er ontbreekt iets. Het is ook niet echt mijn ding."
Ik leg haar uit dat ik zelf ook muziek maak en via een paar kronkels dat ik dat voor mezelf doe en niet voor een publiek. Zij vertelt me dat ze van gitaar gaat overschakelen naar piano, omdat dat simpeler is.
Wat ik niet begrijp, maar ook dat laat ik gewoon zo.
We babbelen verder, over muziek en over de éénmaligheid van dingen. Ik weet niet meer wat er precies gezegd is, maar dit was ongeveer het laatste wat zij zei:
"Als Nick Drake erkenning had gekregen, was het misschien allemaal anders gegaan."
"Als hij erkenning had gekregen, was het hem misschien vergaan zoals Kurt Cobain, dan was hij misschien ten onder gegaan aan de druk. En misschien is zijn werk nu beter en beter geworden doordat hij steeds bleef groeien op zoek naar erkenning. Wat ik maar wil zeggen, is dat je maar één keer, en op één manier van punt A in de tijd naar punt B in de tijd kan."
"Jamaar, dan toch vind ik het spijtig. Als hij erkenning had gekregen, was het allemaal veel beter gegaan, dan was hij langer blijven leven."
"Tja, dan zijn we het daarover niet eens."
Ongemakkelijke stilte. Ik kijk haar aan.
"Ik ben Peter."
"Chantal."
Ze gaat naar het toilet en in plaats van terug naast me te komen zitten, gaat ze langs de andere kant van haar vriendin zitten. Ik vraag die vriendin of ze nog mee op stap gaan, maar ze blijven waarschijnlijk voor de volgende band, waarvan de zangeres een vriendin van hen is.
De volgende band begint en we vertrekken. Zonder hen.
Spijtig, want het is wel leuk aangesproken te worden.
Ik kijk opzij. Een meisje of een vrouw, de vodka in me laat me niet meer toe het onderscheid te maken, kijkt naar me, wachtend op een antwoord.
Ik kijk eens naar mijn vriend die naast me zit, die trouwens de reden is van mijn aanwezigheid, want hij kent de volgende band, want hij, de band, is de zoon van een vriendin van hem, mijn vriend. Er is geen enkel teken van herkenning en als ik goed kijk, kijkt ze naar mij en niet naar hem.
Ik probeer me de vraag te herinneren. Dat gaat verbazend vlot, dus neem ik nog een slok uit mijn flesje. Het is een colaflesje, maar er zit wel vodka in. Regels zijn regels, ook in een jeugdhuis. Jeugdhuizen serveren geen sterke drank, en dus breng ik die zelf mee.
Het regent vandaag. Het zijn eigenlijk de eerste echte koude nachten dit jaar, tot nu viel het echt wel mee, maar vanavond is het koud, nat en winderig.
Het meisje of de vrouw kijkt nog steeds naar me.
"Mijn maat is de vriend van de moeder van de band."
Zeg ik. En ik slik. Want ze kijkt me heel vreemd aan. Terecht waarschijnlijk.
Eigenlijk was ik hier deze avond al eens gepasseerd, maar dan buiten. Op weg naar de plaats waar het optreden eigenlijk ging zijn, alleen hing er daar een bordje dat het hier was. Eén keer de truuk met de colafles en de vodka later was dat al veel minder een probleem.
Ondertussen is de band begonnen. Een gastje van een jaar of veertien, en je hoort wel dat hij iets kan, maar er ontbreekt iets. Het is ook niet echt mijn ding.
"Vind je het goed?"
Probeert ze nog eens. Ik kijk naar haar decoleté. Ik hou niet van kleine borsten.
Ik kijk haar aan, maar heb dat blijkbaar niet luidop gezegd. Ik kijk nog eens, maar de vodka laat me niet toe te bepalen of die borsten eigenlijk wel klein zijn. Ik laat het gewoon zo.
"Je hoort wel dat hij iets kan, maar er ontbreekt iets. Het is ook niet echt mijn ding."
Ik leg haar uit dat ik zelf ook muziek maak en via een paar kronkels dat ik dat voor mezelf doe en niet voor een publiek. Zij vertelt me dat ze van gitaar gaat overschakelen naar piano, omdat dat simpeler is.
Wat ik niet begrijp, maar ook dat laat ik gewoon zo.
We babbelen verder, over muziek en over de éénmaligheid van dingen. Ik weet niet meer wat er precies gezegd is, maar dit was ongeveer het laatste wat zij zei:
"Als Nick Drake erkenning had gekregen, was het misschien allemaal anders gegaan."
"Als hij erkenning had gekregen, was het hem misschien vergaan zoals Kurt Cobain, dan was hij misschien ten onder gegaan aan de druk. En misschien is zijn werk nu beter en beter geworden doordat hij steeds bleef groeien op zoek naar erkenning. Wat ik maar wil zeggen, is dat je maar één keer, en op één manier van punt A in de tijd naar punt B in de tijd kan."
"Jamaar, dan toch vind ik het spijtig. Als hij erkenning had gekregen, was het allemaal veel beter gegaan, dan was hij langer blijven leven."
"Tja, dan zijn we het daarover niet eens."
Ongemakkelijke stilte. Ik kijk haar aan.
"Ik ben Peter."
"Chantal."
Ze gaat naar het toilet en in plaats van terug naast me te komen zitten, gaat ze langs de andere kant van haar vriendin zitten. Ik vraag die vriendin of ze nog mee op stap gaan, maar ze blijven waarschijnlijk voor de volgende band, waarvan de zangeres een vriendin van hen is.
De volgende band begint en we vertrekken. Zonder hen.
Spijtig, want het is wel leuk aangesproken te worden.
zaterdag 1 december 2007
trein
De warmte in de trein is een aangename afwisseling met de koude op het perron, die altijd langer duurt dan nodig, omdat ik bijna altijd te vroeg ben. Meestal omdat ik echt wel te vroeg ben, maar vaak omdat de trein vertraging heeft.
Deze morgen was ik nipt te laat, maar de vertraging heeft me dus gered.
Er zit niet veel volk op de trein, deze morgen, in vergelijking met andere dagen. Het is nochtans geen schoolvakantie, momenteel en ik kan ook geen andere reden bedenken waarom er veel plaats zou kunnen zijn.
Ik loop monsterend door de trein, passeer twee mannen en een vrouw die druk aan het tokkelen zijn op een laptop, ga in een grote boog rond een moeder met twee kinderen die in de vijf seconden twee keer tot de orde geroepen worden en zie een dubbele bank met een vrouw die alleen zit.
"Mag ik?"
Ze kijkt me aan alsof ik een hond aan het slaan ben, herpakt zich en knikt vlug en verlegen dat het goed is, voor ik weer wegloop. Alsof ik dat van plan zou zijn. Ze schrikt van haar eigen vlugheid en kruipt terug in haar schelp.
Ik heb veel bij me deze morgen en vooral de combinatie van schoudertas met mijn dikke jas, maakt mijn maneuvers waarschijnlijk redelijk grappig. Ik zet mijn tassen neer en probeer mezelf eerst in één keer tussen de tafel en de lege bank tegenover haar te wringen, blijf onderweg plots hangen, heb even schrik dat ik noch voor noch achter kan, maar kan na een paar verwoede pogingen en na mijn schoudertas af te doen, toch gaan zitten.
Ik zet de schoudertas naast me, met een zekere opluchting, dat ik niet de hele rit daar zo half en half moet blijven hangen, en krijg onmiddellijk een quasi kwade blik van een nieuwe dame die net op dat moment naast me wil gaan zitten. Ik trek mijn tas bij me en zit nu gewrongen tussen de tafel en de stoel, en tussen de ruit en die tweede dame en eigenlijk laten mijn jas, mijn tassen en mezelf niet meer toe dat ze naast me komt zitten. Ik kijk hoopvol naar het rek boven me, dat uitblinkt in leegheid, maar ik bedenk dat dat niet haalbaar zal blijken, bedenk dat ik daar op voorhand aan had moeten denken mijn tassen daar te leggen en schik me in mijn lot.
De banken aan de overkant van de middengang zijn leeg. De vrouw naast me negeert ons volkomen. Wij doen hetzelfde.
"Ik vraag het liever, weet je wel."
Ik gebruik dat zinnetje elke keer. Ik zou echt niet weten wat ze wel moet weten, maar de vrouwen waar ik het tegen zeg, weten het bijna altijd wel, want ze knikken steevast bevestigend.
Ik zie haar brein werken. Dat het geen vergissing kan zijn, dat ik haar aanspreek. Haar gezicht klaart op. Ze ontspant. Ik zie dat ze haar moed bij elkaar raapt om iets te antwoorden en net op dat moment begint er naast me een electronisch muziekje.
Elke objectieve waarnemer zou in één oogopslag vaststellen dat het een hopeloze zaak is, vanuit onze ondertussen bijna versmolten houding een gsm-toestel te voorschijn te halen, vooraleer het stopt met rinkelen, maar het veelvoudige gepor bewijst dat er toch met man en macht zal geprobeerd worden. We horen een keer of vijf de eerste vijf maten van één of andere euro-house hitje, maar ik kan er mijn vinger niet op leggen welk het precies is.
Ze is te laat. Natuurlijk is ze te laat. Dat belet haar niet om onmiddellijk, driftig naar mij kijkend, op het toestel te tokkelen. Ik kijk voorzichtig naar de lege bank aan de andere kant van de middengang, maar ik vrees dat de subtiliteit daarvan verloren gaat in een luidkeelse begroeting en de boodschap dat ze net te laat was.
De volgende twintig minuten kan de volledige coupé meegenieten van een gesprek waarin de vrouw naast me en haar gesprekspartner het niet eens zijn over de seksuele geaardheid van de nieuwe kapper, luisteren naar een uitleg over hoe de nieuwe haarkleur die niet honderd procent is wat ze wou, en naar verwoede pogingen van de belster naast me om zowel de huidige als de verwachte kleur door de telefoon uit te leggen, die met driftige beweging en gestaag groeiende ergernis geaccentueerd worden. Hier en daar wordt het relaas vloeiend onderbroken door een typering van deze of gene vriendin, die, als ze aanwezig zou zijn, waarschijnlijk op slag iets minder vriendin zou zijn.
Na vijf minuten geeft de moeder van de kinderen het op en concurreren die twee naar hartelust met het kabaal van het vrouwmens naast me. De mensen die opstaan en een andere coupé opzoeken, worden met iets wat waarschijnlijk moet doorgaan voor minachting genegeerd.
Tegenover me blijft het stil, er wordt naar buiten gekeken. Als je heel goed kijkt, zie je een vage glimlach op haar gezicht.
Misschien is het beter zo.
Als ik afstap zie ik ik-loop-luidop-en-echt-wel-vals-zingend-naar-mijn-werk-man afstappen. Ik-loop-luidop-en-echt-wel-vals-zingend-naar-mijn-werk-man werkt in een huis twee huizen naast dat van mijn werk.
Mijn ochtend is compleet.
Deze morgen was ik nipt te laat, maar de vertraging heeft me dus gered.
Er zit niet veel volk op de trein, deze morgen, in vergelijking met andere dagen. Het is nochtans geen schoolvakantie, momenteel en ik kan ook geen andere reden bedenken waarom er veel plaats zou kunnen zijn.
Ik loop monsterend door de trein, passeer twee mannen en een vrouw die druk aan het tokkelen zijn op een laptop, ga in een grote boog rond een moeder met twee kinderen die in de vijf seconden twee keer tot de orde geroepen worden en zie een dubbele bank met een vrouw die alleen zit.
"Mag ik?"
Ze kijkt me aan alsof ik een hond aan het slaan ben, herpakt zich en knikt vlug en verlegen dat het goed is, voor ik weer wegloop. Alsof ik dat van plan zou zijn. Ze schrikt van haar eigen vlugheid en kruipt terug in haar schelp.
Ik heb veel bij me deze morgen en vooral de combinatie van schoudertas met mijn dikke jas, maakt mijn maneuvers waarschijnlijk redelijk grappig. Ik zet mijn tassen neer en probeer mezelf eerst in één keer tussen de tafel en de lege bank tegenover haar te wringen, blijf onderweg plots hangen, heb even schrik dat ik noch voor noch achter kan, maar kan na een paar verwoede pogingen en na mijn schoudertas af te doen, toch gaan zitten.
Ik zet de schoudertas naast me, met een zekere opluchting, dat ik niet de hele rit daar zo half en half moet blijven hangen, en krijg onmiddellijk een quasi kwade blik van een nieuwe dame die net op dat moment naast me wil gaan zitten. Ik trek mijn tas bij me en zit nu gewrongen tussen de tafel en de stoel, en tussen de ruit en die tweede dame en eigenlijk laten mijn jas, mijn tassen en mezelf niet meer toe dat ze naast me komt zitten. Ik kijk hoopvol naar het rek boven me, dat uitblinkt in leegheid, maar ik bedenk dat dat niet haalbaar zal blijken, bedenk dat ik daar op voorhand aan had moeten denken mijn tassen daar te leggen en schik me in mijn lot.
De banken aan de overkant van de middengang zijn leeg. De vrouw naast me negeert ons volkomen. Wij doen hetzelfde.
"Ik vraag het liever, weet je wel."
Ik gebruik dat zinnetje elke keer. Ik zou echt niet weten wat ze wel moet weten, maar de vrouwen waar ik het tegen zeg, weten het bijna altijd wel, want ze knikken steevast bevestigend.
Ik zie haar brein werken. Dat het geen vergissing kan zijn, dat ik haar aanspreek. Haar gezicht klaart op. Ze ontspant. Ik zie dat ze haar moed bij elkaar raapt om iets te antwoorden en net op dat moment begint er naast me een electronisch muziekje.
Elke objectieve waarnemer zou in één oogopslag vaststellen dat het een hopeloze zaak is, vanuit onze ondertussen bijna versmolten houding een gsm-toestel te voorschijn te halen, vooraleer het stopt met rinkelen, maar het veelvoudige gepor bewijst dat er toch met man en macht zal geprobeerd worden. We horen een keer of vijf de eerste vijf maten van één of andere euro-house hitje, maar ik kan er mijn vinger niet op leggen welk het precies is.
Ze is te laat. Natuurlijk is ze te laat. Dat belet haar niet om onmiddellijk, driftig naar mij kijkend, op het toestel te tokkelen. Ik kijk voorzichtig naar de lege bank aan de andere kant van de middengang, maar ik vrees dat de subtiliteit daarvan verloren gaat in een luidkeelse begroeting en de boodschap dat ze net te laat was.
De volgende twintig minuten kan de volledige coupé meegenieten van een gesprek waarin de vrouw naast me en haar gesprekspartner het niet eens zijn over de seksuele geaardheid van de nieuwe kapper, luisteren naar een uitleg over hoe de nieuwe haarkleur die niet honderd procent is wat ze wou, en naar verwoede pogingen van de belster naast me om zowel de huidige als de verwachte kleur door de telefoon uit te leggen, die met driftige beweging en gestaag groeiende ergernis geaccentueerd worden. Hier en daar wordt het relaas vloeiend onderbroken door een typering van deze of gene vriendin, die, als ze aanwezig zou zijn, waarschijnlijk op slag iets minder vriendin zou zijn.
Na vijf minuten geeft de moeder van de kinderen het op en concurreren die twee naar hartelust met het kabaal van het vrouwmens naast me. De mensen die opstaan en een andere coupé opzoeken, worden met iets wat waarschijnlijk moet doorgaan voor minachting genegeerd.
Tegenover me blijft het stil, er wordt naar buiten gekeken. Als je heel goed kijkt, zie je een vage glimlach op haar gezicht.
Misschien is het beter zo.
Als ik afstap zie ik ik-loop-luidop-en-echt-wel-vals-zingend-naar-mijn-werk-man afstappen. Ik-loop-luidop-en-echt-wel-vals-zingend-naar-mijn-werk-man werkt in een huis twee huizen naast dat van mijn werk.
Mijn ochtend is compleet.
Abonneren op:
Reacties (Atom)